1927-1928
Zoals eerder beschreven, was de Rotterdamsche Aero Club in 1926 opgericht.
In februari 1927 bestelde men bij Pander twee "anderhalfdekker" sportvliegtuigen.
In september 1927 werd de Nationale Luchtvaart School op Waalhaven tot stand gebracht, omdat een landelijke organisatie de belangen van de vliegsport beter zou kunnen dienen.
In februari 1927 huurde Koolhoven de kleine hangaar C voor zichzelf en begon, met een gering aantal werkers, aan de bouw van een tweepersoons sportvliegtuig, waarvan de tekeningen al eerder waren gemaakt.
Dat was merkbaar aan het EK.-typenummer : F.K.30.
Waarschijnlijk heeft Koolhoven gedacht dat het gunstig voor hem zou zijn, nu de Rotterdamsche Aero Club en de Nationale Luchtvaart School met de sportvliegerij waren begonnen.
Maar de F.K.30 maakte geen reclame voor zichzelf!
Het toestel geleek, mijns inziens, op een gevleugelde roeiboot!
In februari 1927 bestelde men bij Pander twee "anderhalfdekker" sportvliegtuigen.
In september 1927 werd de Nationale Luchtvaart School op Waalhaven tot stand gebracht, omdat een landelijke organisatie de belangen van de vliegsport beter zou kunnen dienen.
In februari 1927 huurde Koolhoven de kleine hangaar C voor zichzelf en begon, met een gering aantal werkers, aan de bouw van een tweepersoons sportvliegtuig, waarvan de tekeningen al eerder waren gemaakt.
Dat was merkbaar aan het EK.-typenummer : F.K.30.
Waarschijnlijk heeft Koolhoven gedacht dat het gunstig voor hem zou zijn, nu de Rotterdamsche Aero Club en de Nationale Luchtvaart School met de sportvliegerij waren begonnen.
Maar de F.K.30 maakte geen reclame voor zichzelf!
Het toestel geleek, mijns inziens, op een gevleugelde roeiboot!
1927 Koolhoven F.K.30,
een teleurstelling!
Als bijzonderheid was er toch, dat de vleugel (waarop de motor met duwpropeller) op de romp draaibaar was. Daarmee had het toestel in de hangaar minder ruimte nodig!
Joep van Vloten had de F.K.30 in november 1927 ingevlogen.
Niet lang daarna kwam Van Vloten door een verkeersongeval in Den Haag om het leven.
Na het ICAR-openingsvliegfeest in 1922 was er op Waalhaven niet meer iets dergelijks geweest.
In het tweede jaar van het bestaan bracht de R.A.C. een internationaal sportief luchtvaartweekeind in juli 1928.
Met 14 vliegtuigen kwamen een klein aantal sportvliegers, uit de ons omringende landen, op de Waalhaven bijeen. Men maakte wedstrijdvluchten en stijgvluchten tot 1500 meter hoogte. Diverse behendigheidsvluchten, waaronder een looping voorover!
Het stukrammen van ballonnetjes, werd voor meer dan 10.000 toeschouwers gedaan.
De drie Pandertjes van de R.A.C. speelden lustig het spel mee!
Marine vliegers waren er met hun Fokkers CVI .
Het beroemde escadrille van 5 Fokkers CV, draaide kunstige figuren o.l.v. Kap. Versteeg uit Soesterberg.
In dit weekeind kwam ook een nieuwe Dornier-Wal, zojuist voor de marine gebouwd in de nieuwe vliegtuigfabriek Aviolanda in Papendrecht naar Rotterdam.
Deze vliegboot streek neer in de Waalhaven om ’s middags weer te vertrekken.
Ook was er een nieuw sportvliegtuig van de Koolhovenfabriek met het typenummer F.K.41, geschikt voor 2 of 3 personen.
Als bijzonderheid had dit toestel een geheel gesloten cabine.
Na de tegenvaller van de niet verkochte F.K.30 was de F.K.41 een succes!
In de jaren die volgden bouwde men op Waalhaven zes F.K.41 - vliegtuigen.
Spoedig had de N.L.S. drie vliegtuigen van dit type.
Ook in Engeland was er grote belangstelling voor het nieuwe Koolhoven-vliegtuig!
Marcel Desoutter, een bekend vlieger uit de Eerste Wereldoorlog, begon een nieuwe fabriek om F.K.41- vliegtuigen te bouwen!
Dat er omstreeks 46 toestellen in Engeland gebouwd werden, wekt natuurlijk wel verbazing!
De markt was op deze manier voor Koolhoven-vliegtuigen veel groter!
Deze vliegtuigen werden geëxporteerd naar Zuid Afrika, Australië en Nieuw Zeeland.
Joep van Vloten had de F.K.30 in november 1927 ingevlogen.
Niet lang daarna kwam Van Vloten door een verkeersongeval in Den Haag om het leven.
Na het ICAR-openingsvliegfeest in 1922 was er op Waalhaven niet meer iets dergelijks geweest.
In het tweede jaar van het bestaan bracht de R.A.C. een internationaal sportief luchtvaartweekeind in juli 1928.
Met 14 vliegtuigen kwamen een klein aantal sportvliegers, uit de ons omringende landen, op de Waalhaven bijeen. Men maakte wedstrijdvluchten en stijgvluchten tot 1500 meter hoogte. Diverse behendigheidsvluchten, waaronder een looping voorover!
Het stukrammen van ballonnetjes, werd voor meer dan 10.000 toeschouwers gedaan.
De drie Pandertjes van de R.A.C. speelden lustig het spel mee!
Marine vliegers waren er met hun Fokkers CVI .
Het beroemde escadrille van 5 Fokkers CV, draaide kunstige figuren o.l.v. Kap. Versteeg uit Soesterberg.
In dit weekeind kwam ook een nieuwe Dornier-Wal, zojuist voor de marine gebouwd in de nieuwe vliegtuigfabriek Aviolanda in Papendrecht naar Rotterdam.
Deze vliegboot streek neer in de Waalhaven om ’s middags weer te vertrekken.
Ook was er een nieuw sportvliegtuig van de Koolhovenfabriek met het typenummer F.K.41, geschikt voor 2 of 3 personen.
Als bijzonderheid had dit toestel een geheel gesloten cabine.
Na de tegenvaller van de niet verkochte F.K.30 was de F.K.41 een succes!
In de jaren die volgden bouwde men op Waalhaven zes F.K.41 - vliegtuigen.
Spoedig had de N.L.S. drie vliegtuigen van dit type.
Ook in Engeland was er grote belangstelling voor het nieuwe Koolhoven-vliegtuig!
Marcel Desoutter, een bekend vlieger uit de Eerste Wereldoorlog, begon een nieuwe fabriek om F.K.41- vliegtuigen te bouwen!
Dat er omstreeks 46 toestellen in Engeland gebouwd werden, wekt natuurlijk wel verbazing!
De markt was op deze manier voor Koolhoven-vliegtuigen veel groter!
Deze vliegtuigen werden geëxporteerd naar Zuid Afrika, Australië en Nieuw Zeeland.
1928-Vliegveld Waalhaven. Koolhoven F.K.41 met draaiende propeller, een succes!
In oktober 1928 kwam een nieuw soort luchtvaartuig op Waalhaven.
Het was een autogiro, die grote overeenkomst had met een helikopter, zoals we die nu vaker zien! Het ver-schil is dat de rotor boven een heli wordt aangedreven door een motor.
Bij een autogiro werd de rotor NIET aangedreven.
Een autogiro had wél een motor en propeller op de rompneus.
Hiermee kwam ons oudere toestel op snelheid over de grond.
Door de snelheid ten opzichte van de lucht, ging die rotor draaien en kon de autogiro opstijgen.
Om in de lucht te kunnen hangen, moest men toen een zekere snelheid hebben!
Aan de staart heeft een heli een propeller.
Zonder dit zou de romp van een heli tegengesteld gaan draaien.
Nog steeds staken (in 1928) van de binnenvaartschepen tientallen masten omhoog aan de steigers aan de Waalhaven- Zuidzijde naast het vliegveld!
Op 24 juli 1928 was onder meer een KLM- Fokker F. 3 gestart om een rondvlucht boven de omgeving te maken.
Bij het opstijgen waren er problemen met het toerental van de motor.
De piloot probeerde weer op het vliegveld te komen, maar door het lage toerental was men nog niet op hoogte.
Zo raakte men helaas de mast van een rijnaak en het vliegtuig klapte omlaag naast de schepen, één passagiere verloor daarbij het leven.
Dit werd dan eindelijk de oorzaak, dat er een voorschrift kwam, dat masten en pijpen van sleepboten daar, in het vervolg ‘gestreken’ moesten worden!
Het was een autogiro, die grote overeenkomst had met een helikopter, zoals we die nu vaker zien! Het ver-schil is dat de rotor boven een heli wordt aangedreven door een motor.
Bij een autogiro werd de rotor NIET aangedreven.
Een autogiro had wél een motor en propeller op de rompneus.
Hiermee kwam ons oudere toestel op snelheid over de grond.
Door de snelheid ten opzichte van de lucht, ging die rotor draaien en kon de autogiro opstijgen.
Om in de lucht te kunnen hangen, moest men toen een zekere snelheid hebben!
Aan de staart heeft een heli een propeller.
Zonder dit zou de romp van een heli tegengesteld gaan draaien.
Nog steeds staken (in 1928) van de binnenvaartschepen tientallen masten omhoog aan de steigers aan de Waalhaven- Zuidzijde naast het vliegveld!
Op 24 juli 1928 was onder meer een KLM- Fokker F. 3 gestart om een rondvlucht boven de omgeving te maken.
Bij het opstijgen waren er problemen met het toerental van de motor.
De piloot probeerde weer op het vliegveld te komen, maar door het lage toerental was men nog niet op hoogte.
Zo raakte men helaas de mast van een rijnaak en het vliegtuig klapte omlaag naast de schepen, één passagiere verloor daarbij het leven.
Dit werd dan eindelijk de oorzaak, dat er een voorschrift kwam, dat masten en pijpen van sleepboten daar, in het vervolg ‘gestreken’ moesten worden!