Panders
1926 - Vliegveld Waalhaven, twee PANDER vliegtuigen: Pander-D rechts en Pander-E links.
Wanneer we ons met Rotterdam- Charlois en de luchtvaart bezig houden, is het goed nu en dan de geschiedenis van het Vliegveld Waalhaven te overdenken.
Er waren in die tijd meerdere contacten met diverse bedrijven, die vliegtuigen bouwden en bedrijven die met vliegtuigen vlogen.
Spoedig komen we ook met verhalen over Waalhaven uit de tijd dat er verenigingen op luchtvaartgebied ontstonden.
Toen kwamen er drukke jaren voor ons vliegveld, afgezien van de publieke belangstelling die maandelijks soms met duizenden 'langs de lijn' stonden, nadat ze aan de vliegveldportier het toegangsdubbeltje hadden betaald!
Het was stellig zo van: "Wat doen we, gaan we naar de diergaarde of gaan we naar het vliegveld?"
In het 12e deel in "Ons Charlois" leefden we mee met vliegtuigbouwer Carley en z'n "baby"-vliegtuigje.
Joop Carley maakte goede vliegtuigen!
In deel 9 was er de Belgische piloot RAPARLIER, die met z'n vrouw in Charlois woonde.
Hij was een bijzonder goede piloot, die met de "Carley-baby" naar Parijs en later, in zeer slecht weer, terug naar Waalhaven vloog!
Terwijl de "baby" in Parijs was, gingen de collega-ontwerpers van Carley, van de Kwast en Slot, voor een ander bedrijf werken: de Holland-fabriek.
Zij namen Carley's bouwtekeningen mee.
Carley was een wat moeilijk man.
Als er ergens (b.v.. in Scheveningen) goed gevlogen was, wilde men ook een dergelijk artikel in de krant hebben en daartoe met Carley praten!
Maar Carley was al weer weg!!
De slechte relaties met Carley zullen wel mede de oorzaak geweest zijn, om zich van Carley te ontdoen.
In de Holland-fabriek werd de "Carley-baby" met wijzigingen een "Holland-kindje"!
Maar er werd niets verkocht en de Holland- fabriek ging failliet!
Dat was het moment waarop de meubelfabriek PANDER, in Den Haag, de hele zaak (zonder Carley) overnam.
Bij PANDER werd er weer aan Carley's oorspronkelijk ontwerp gesleuteld en het eerste vliegtuig kwam als een PANDER D in de handel!
Daarbij waren de familietrekken tussen de Carley- baby en de PANDER D duidelijk te zien.
Foto deel 12.
Toen dat eerste Pander-vliegtuig op Waalhaven stond, in juni 1926, was er iets merkwaardigs, het vliegtuig kreeg het constructienummer 10.
We zullen daarover maar denken dat het een reclamestunt was!!
Er werden van die PANDER D twaalf toestellen gemaakt voor diverse personen en instanties in binnen- en buitenland.
Eén PAN¬DER D werd zelfs verkocht naar een land aan de Oostzee.
Raparlier zou dat toestel er heen vliegen.
Bij het vliegveld van Dantzig ging het jammerlijk mis.
Er was een hoogspanningskabel waar onze piloot met zijn Pander tegenaan vloog.
In een vliegend vliegtuig ziet men prachtig de omgeving.
Maar een kabel is dan heel slecht te zien of wanneer men wél een kabel ziet, is het meest al te laat.
Zo'n ongeluk zou nog héél dikwijls gebeuren, vooral boven het buitenland, waar men de omgeving niet kende. Wanneer men de lijst van de geleverde Pander D-vliegtuigen bekijkt, blijkt dat er vaak brokken gemaakt werden. Misschien werd er daarom een ander ontwerp gekozen?
Zoals we op de bovenste foto kunnen zien, had het type D één vleugel.
Het volgende type de Pander E, werd een tweedekker.
Omdat de ondervleugel de helft korter was dan de bovenvleugel, werd er dikwijls gesproken over een "anderhalf- dekkertje".
Kon er in een Pander D één persoon vliegen, in een "E" waren er twee cockpits.
De 2e foto van een Pander E laat ons ook piloot Joep van Vloten zien, tegen een achtergrond van hangaar A op Waalhaven.
Er waren in die tijd meerdere contacten met diverse bedrijven, die vliegtuigen bouwden en bedrijven die met vliegtuigen vlogen.
Spoedig komen we ook met verhalen over Waalhaven uit de tijd dat er verenigingen op luchtvaartgebied ontstonden.
Toen kwamen er drukke jaren voor ons vliegveld, afgezien van de publieke belangstelling die maandelijks soms met duizenden 'langs de lijn' stonden, nadat ze aan de vliegveldportier het toegangsdubbeltje hadden betaald!
Het was stellig zo van: "Wat doen we, gaan we naar de diergaarde of gaan we naar het vliegveld?"
In het 12e deel in "Ons Charlois" leefden we mee met vliegtuigbouwer Carley en z'n "baby"-vliegtuigje.
Joop Carley maakte goede vliegtuigen!
In deel 9 was er de Belgische piloot RAPARLIER, die met z'n vrouw in Charlois woonde.
Hij was een bijzonder goede piloot, die met de "Carley-baby" naar Parijs en later, in zeer slecht weer, terug naar Waalhaven vloog!
Terwijl de "baby" in Parijs was, gingen de collega-ontwerpers van Carley, van de Kwast en Slot, voor een ander bedrijf werken: de Holland-fabriek.
Zij namen Carley's bouwtekeningen mee.
Carley was een wat moeilijk man.
Als er ergens (b.v.. in Scheveningen) goed gevlogen was, wilde men ook een dergelijk artikel in de krant hebben en daartoe met Carley praten!
Maar Carley was al weer weg!!
De slechte relaties met Carley zullen wel mede de oorzaak geweest zijn, om zich van Carley te ontdoen.
In de Holland-fabriek werd de "Carley-baby" met wijzigingen een "Holland-kindje"!
Maar er werd niets verkocht en de Holland- fabriek ging failliet!
Dat was het moment waarop de meubelfabriek PANDER, in Den Haag, de hele zaak (zonder Carley) overnam.
Bij PANDER werd er weer aan Carley's oorspronkelijk ontwerp gesleuteld en het eerste vliegtuig kwam als een PANDER D in de handel!
Daarbij waren de familietrekken tussen de Carley- baby en de PANDER D duidelijk te zien.
Foto deel 12.
Toen dat eerste Pander-vliegtuig op Waalhaven stond, in juni 1926, was er iets merkwaardigs, het vliegtuig kreeg het constructienummer 10.
We zullen daarover maar denken dat het een reclamestunt was!!
Er werden van die PANDER D twaalf toestellen gemaakt voor diverse personen en instanties in binnen- en buitenland.
Eén PAN¬DER D werd zelfs verkocht naar een land aan de Oostzee.
Raparlier zou dat toestel er heen vliegen.
Bij het vliegveld van Dantzig ging het jammerlijk mis.
Er was een hoogspanningskabel waar onze piloot met zijn Pander tegenaan vloog.
In een vliegend vliegtuig ziet men prachtig de omgeving.
Maar een kabel is dan heel slecht te zien of wanneer men wél een kabel ziet, is het meest al te laat.
Zo'n ongeluk zou nog héél dikwijls gebeuren, vooral boven het buitenland, waar men de omgeving niet kende. Wanneer men de lijst van de geleverde Pander D-vliegtuigen bekijkt, blijkt dat er vaak brokken gemaakt werden. Misschien werd er daarom een ander ontwerp gekozen?
Zoals we op de bovenste foto kunnen zien, had het type D één vleugel.
Het volgende type de Pander E, werd een tweedekker.
Omdat de ondervleugel de helft korter was dan de bovenvleugel, werd er dikwijls gesproken over een "anderhalf- dekkertje".
Kon er in een Pander D één persoon vliegen, in een "E" waren er twee cockpits.
De 2e foto van een Pander E laat ons ook piloot Joep van Vloten zien, tegen een achtergrond van hangaar A op Waalhaven.
Van Vloten kwam oorspronkelijk van de Marine-Luchtvaart-Dienst.
In de tijd van deze foto vloog hij voor de Nationale Vliegtuig Industrie waar Koolhoven ook voor werkte.
Ook voor Pander was hij invlieger, dat wil zeggen: hij maakte met nieuwe vliegtuigen de eerste vluchten.
Het nieuwe Pandervliegtuig maakte belanghebbenden snel duidelijk dat toen een bijzondere ontwikkeling was ontstaan.
Door de twee cockpits kon men met een instructeur vliegen.
Dat zou dus in clubverband geregeld kunnen worden!
In juli 1926 richtte men dan ook de Rotterdamsche-Aero-Club op.
Omdat men nog geen clubgebouw had, hield men kantoor e.d. in het gebouw van de Koninklijke Roei¬en Zeilvereniging "De Maas" aan de Veerhaven.
Een lidmaatschap kostte 100 gulden per jaar, wat toen een hele som was!
Voor 16 gulden, mocht men een uur gebruik maken van een lesvliegtuig.
In Rotterdam was hiermee de éérste Aero-Club in Nederland opgericht!
Dat was toch zeker een belangrijke gebeurtenis voor ons vliegveld!
In de tijd van deze foto vloog hij voor de Nationale Vliegtuig Industrie waar Koolhoven ook voor werkte.
Ook voor Pander was hij invlieger, dat wil zeggen: hij maakte met nieuwe vliegtuigen de eerste vluchten.
Het nieuwe Pandervliegtuig maakte belanghebbenden snel duidelijk dat toen een bijzondere ontwikkeling was ontstaan.
Door de twee cockpits kon men met een instructeur vliegen.
Dat zou dus in clubverband geregeld kunnen worden!
In juli 1926 richtte men dan ook de Rotterdamsche-Aero-Club op.
Omdat men nog geen clubgebouw had, hield men kantoor e.d. in het gebouw van de Koninklijke Roei¬en Zeilvereniging "De Maas" aan de Veerhaven.
Een lidmaatschap kostte 100 gulden per jaar, wat toen een hele som was!
Voor 16 gulden, mocht men een uur gebruik maken van een lesvliegtuig.
In Rotterdam was hiermee de éérste Aero-Club in Nederland opgericht!
Dat was toch zeker een belangrijke gebeurtenis voor ons vliegveld!