Goudtransport bijna de mist in...
In Het Dordrechtsch Nieuwsblad van 7 februari 1934 lezen we: “Gisteravond omstreeks 5 uur heeft het K.L.M.- vliegtuig,” de P.H.-A.E.B., dat met een lading van 850 kg goud op weg was van Parijs naar Rotterdam ten gevolge van den snel opkomenden mist op het gors “De Krabbe”, gelegen tegenover de monding van de Zeehaven tusschen de Dordtsche Kil en de Oude Maas, een noodlanding gemaakt.
Alvorens de landing uit te voeren, cirkelde de piloot, J.K.F. Kress, enkele malen over de Zeehaven.
De laatste keer, toen hij op geringe hoogte vloog en blijkbaar het landingsterrein reeds had uitgezocht, ging hij rakelings langs de verlaadbruggen van het Zeehavenbedrijf.
Nadat hij vervolgens het polderdijkje langs de Kil was “overgewipt”, heeft hij zijn “kist” zonder averij op te loopen, op een weilandje gezet, aan de zijde van de Oude Maas.
De keuze van terrein was bijzonder gelukkig, want het vrij vlakke weilandje is omgeven door veel omgeploegd land, terwijl zich direct aangrenzend een geheel door greppels doorsneden stuk land bevindt. Met behulp van de rivierpolitie is het voor Amerika bestemde goud naar ’s Gravendeel en vandaar per K.L.M.-auto naar Rotterdam vervoerd, waar het nog tijdig arriveerde om met de “Volendam” van de Holland-Amerika-Lijn te worden meegenomen.”
In het jaarverslag 1934 van de KLM staat in de rubriek ‘goederenvervoer’ dat in 1934, 92 ton goud werd vervoerd.
“Alleen in februari van dat jaar werden als gevolg van de Amerikaanse valutapolitiek 17 extra vluchten voor het goudvervoer gemaakt”. De KLM repte niet over de noodlanding in tegenstelling tot de krant.
Op dinsdag 6 februari 1934 vloog KLM-vlieger J.K.F. Kress met de Fokker F-VIIa PH-AEB met een lading van 850 kg. goud van Parijs-Ie Bourget naar Rotterdam-Waalhaven, die vandaar met de “Volendam” van de Holland-Amerika- Lijn naar New York zou worden verscheept.
Kress startte om half elf van Le Bourget richting Waalhaven.
Het was februari en dus vrij vroeg donker.
Vervelender was, dat ten noorden van de Moerdijk een zwaar wolkendek lag, dat als een dikke wattendeken op de aarde zakte.
Kress had dit snel in de gaten en besloot niet door te vliegen naar Rotterdam, maar preventief een noodlanding te maken.
Een dergelijke noodlanding heeft in vliegtermen een ‘voorzorgslanding’.
Zolang het licht nog redelijk was, kon hij een geschikt terrein uitzoeken voor de landing.
Was hij later geweest, dan zou de noodlanding wel eens catastrofaal kunnen zijn geweest: je zag in de donkere polder dan geen hand meer voor ogen!
Hij vond een geschikte plek ten westen van Dordrecht, daar waar de Dordtsche Kil de Oude Maas ontmoet.
Dat was een stukje polder zonder greppels dat op zijn kaart als Krabbepolder stond aangegeven.
Vlak daarbij lag de zeehaven van Dordt met een aantal hoge loskranen.
Het was dus logisch dat Kress eerst een paar rondjes boven het terrein draaide voor hij de landing inzette.
Hij kwam laag over de Dordtsche Kil en wipte als het ware over de Kildijk en zette zijn Fokker op de polderweide neer.
Het vliegtuig kwam zonder schade aan de grond.
Het goud werd door de politie per boot naar ’s Gravendeel gebracht en daarna per KLM auto naar de Rotterdamse haven, waar de Volendam al klaar lag.
Zo kwam het kostbare goud toch nog net op tijd aan boord.
Na zo’n noodlanding wilde men, als dat tenminste nog qua technische staat kon, snel weer opstijgen.
Dit gebeurde dus ook de 7e februari 1934.
Alvorens de landing uit te voeren, cirkelde de piloot, J.K.F. Kress, enkele malen over de Zeehaven.
De laatste keer, toen hij op geringe hoogte vloog en blijkbaar het landingsterrein reeds had uitgezocht, ging hij rakelings langs de verlaadbruggen van het Zeehavenbedrijf.
Nadat hij vervolgens het polderdijkje langs de Kil was “overgewipt”, heeft hij zijn “kist” zonder averij op te loopen, op een weilandje gezet, aan de zijde van de Oude Maas.
De keuze van terrein was bijzonder gelukkig, want het vrij vlakke weilandje is omgeven door veel omgeploegd land, terwijl zich direct aangrenzend een geheel door greppels doorsneden stuk land bevindt. Met behulp van de rivierpolitie is het voor Amerika bestemde goud naar ’s Gravendeel en vandaar per K.L.M.-auto naar Rotterdam vervoerd, waar het nog tijdig arriveerde om met de “Volendam” van de Holland-Amerika-Lijn te worden meegenomen.”
In het jaarverslag 1934 van de KLM staat in de rubriek ‘goederenvervoer’ dat in 1934, 92 ton goud werd vervoerd.
“Alleen in februari van dat jaar werden als gevolg van de Amerikaanse valutapolitiek 17 extra vluchten voor het goudvervoer gemaakt”. De KLM repte niet over de noodlanding in tegenstelling tot de krant.
Op dinsdag 6 februari 1934 vloog KLM-vlieger J.K.F. Kress met de Fokker F-VIIa PH-AEB met een lading van 850 kg. goud van Parijs-Ie Bourget naar Rotterdam-Waalhaven, die vandaar met de “Volendam” van de Holland-Amerika- Lijn naar New York zou worden verscheept.
Kress startte om half elf van Le Bourget richting Waalhaven.
Het was februari en dus vrij vroeg donker.
Vervelender was, dat ten noorden van de Moerdijk een zwaar wolkendek lag, dat als een dikke wattendeken op de aarde zakte.
Kress had dit snel in de gaten en besloot niet door te vliegen naar Rotterdam, maar preventief een noodlanding te maken.
Een dergelijke noodlanding heeft in vliegtermen een ‘voorzorgslanding’.
Zolang het licht nog redelijk was, kon hij een geschikt terrein uitzoeken voor de landing.
Was hij later geweest, dan zou de noodlanding wel eens catastrofaal kunnen zijn geweest: je zag in de donkere polder dan geen hand meer voor ogen!
Hij vond een geschikte plek ten westen van Dordrecht, daar waar de Dordtsche Kil de Oude Maas ontmoet.
Dat was een stukje polder zonder greppels dat op zijn kaart als Krabbepolder stond aangegeven.
Vlak daarbij lag de zeehaven van Dordt met een aantal hoge loskranen.
Het was dus logisch dat Kress eerst een paar rondjes boven het terrein draaide voor hij de landing inzette.
Hij kwam laag over de Dordtsche Kil en wipte als het ware over de Kildijk en zette zijn Fokker op de polderweide neer.
Het vliegtuig kwam zonder schade aan de grond.
Het goud werd door de politie per boot naar ’s Gravendeel gebracht en daarna per KLM auto naar de Rotterdamse haven, waar de Volendam al klaar lag.
Zo kwam het kostbare goud toch nog net op tijd aan boord.
Na zo’n noodlanding wilde men, als dat tenminste nog qua technische staat kon, snel weer opstijgen.
Dit gebeurde dus ook de 7e februari 1934.
Foto 1: Piloot J.F.K. Kress.
De eigenaar van het land, die samen met dhr. Tempelaar aan het werk was in de buurt van het vliegtuig, schoot enkele unieke prenten. Op foto 1 zien we een krantenfoto van piloot Kress.
Op foto 2 zien we Kress (met de vliegkap op het hoofd, want de vliegers in de Fokker F.7 droegen in die jaren een vliegkap, omdat de cockpits aan de zijkant geen ramen hadden en dus open waren) bij de stationschef van het Vliegveld Waalhaven, dhr. A.C. Tolk, staan.
De laatste tekent waarschijnlijk op dit moment het logboek van het vliegtuig.
(Dhr. Tolk is net 3 weken te voren officieel dhr. L.F. Bouman opgevolgd als stationschef)
Het tijdsinterval tussen de twee foto’s is klein.
Op de 2e foto draait de propeller al, terwijl de foto 3 direct voor het opstijgen gemaakt is:
We zien daarop zes personen toekijken hoe de motor warm draait, terwijl de blokken nog voor de wielen liggen.
Het vliegtuig stijgt om kwart over elf op.
In Het Dordrechtsch Nieuwsblad stond met als bestemming Schiphol.
Andere gegevens spreken van Waalhaven.
Mogelijk werd Waalhaven alleen maar aangedaan om te tanken...
Via de zoon van dhr. Tempelaar is het artikel uit de krant van 1934 en de foto’s in de “verzameling Vliegveld Waalhaven” van Kees van Dongen terecht gekomen.
Op foto 2 zien we Kress (met de vliegkap op het hoofd, want de vliegers in de Fokker F.7 droegen in die jaren een vliegkap, omdat de cockpits aan de zijkant geen ramen hadden en dus open waren) bij de stationschef van het Vliegveld Waalhaven, dhr. A.C. Tolk, staan.
De laatste tekent waarschijnlijk op dit moment het logboek van het vliegtuig.
(Dhr. Tolk is net 3 weken te voren officieel dhr. L.F. Bouman opgevolgd als stationschef)
Het tijdsinterval tussen de twee foto’s is klein.
Op de 2e foto draait de propeller al, terwijl de foto 3 direct voor het opstijgen gemaakt is:
We zien daarop zes personen toekijken hoe de motor warm draait, terwijl de blokken nog voor de wielen liggen.
Het vliegtuig stijgt om kwart over elf op.
In Het Dordrechtsch Nieuwsblad stond met als bestemming Schiphol.
Andere gegevens spreken van Waalhaven.
Mogelijk werd Waalhaven alleen maar aangedaan om te tanken...
Via de zoon van dhr. Tempelaar is het artikel uit de krant van 1934 en de foto’s in de “verzameling Vliegveld Waalhaven” van Kees van Dongen terecht gekomen.