FK.40
Ondanks dat de KLM beschikte over de Koolhoven FK.40, het lichte verkeersvliegtuig de PH-AES, gingen de gedachten toch uit naar een speciaal vliegtuig voor vrachtvervoer.
Daarom kwam er een vliegtuigconstructeur in dienst van de KLM, die wij nog kennen uit eerdere verhalen: de heer J.D. Carley.
Nog vóór de eerste Wereldoorlog was deze man bezig, op de heide bij Ede met zijn vliegschool” en een werkplaats. Gebleken was dat Carley een kundige vliegtuigbouwer was.
Daarom kwam er een vliegtuigconstructeur in dienst van de KLM, die wij nog kennen uit eerdere verhalen: de heer J.D. Carley.
Nog vóór de eerste Wereldoorlog was deze man bezig, op de heide bij Ede met zijn vliegschool” en een werkplaats. Gebleken was dat Carley een kundige vliegtuigbouwer was.
Foto 1: Het vrachtvliegtuig van de KLM staat op zijn neus voor hangaar D.
Ook werkte hij na de eerste Wereldoorlog voor de Nationale Vliegtuig Industrie in Den Haag, toen Koolhoven daar nog leiding gaf.
Carley werd nu geassisteerd door enige technici van de KLM.
Er werd gebouwd in de werkplaatsen van de N.V. Werkspoor in Zuilen.
Er was door de KLM gesteld dat het nieuwe toestel niet op een Fokkervliegtuig mocht gelijken.
Met behulp van een model van het verlangde toestel werden proeven genomen in de windtunnel van de Rijksstudiedienst voor de luchtvaart.
Zo kwam het vliegtuig tot stand met twee vleugels boven elkaar (een z.g. tweedekker).
Op deze manier zouden de vleugels korter kunnen worden, dan met één vleugel.
De bovenste vleugel kreeg een lengte (van tip naar tip) van 19 meter.
De onderste vleugel werd 17,30 meter lang.
Het gehele toestel werd in hout gebouwd.
Het vrachtruim kreeg een inhoud van 15 kubieke meter.
De KLM verlangde een luchtgekoelde, 9 cilinder “Jupiter” stermotor van de fabriek Gnóme et Rhóne met 320 PK vermogen.
In juli werd de “Jumbo”, zoals het toestel werd genoemd, in delen per schip naar Waalhaven gebracht.
Daar, in hangaar A, werd nu door KLM-monteurs het vliegtuig in elkaar gezet.
Op 5 augustus 1930 maakte Piloot Aler vanaf Waalhaven de eerste proefvlucht.
K.L.M.-directeur Plesman was echter niet tevreden!
In de eerste plaats had de bouw van het vliegtuig langer geduurd, dan werd verwacht.
Ook van dit toestel zijn meerdere foto’s gemaakt.
Daarbij valt het op dat de kap om de motor, telkens van andere openingen is voorzien!
De koeling van de motor (met zijn 9 cilinders) gaf namelijk grote problemen!
Men trachtte de luchtstroming door andere openingen een andere richting te geven.
Het toestel had (in ongeladen toestand) een merkwaardige eigenschap, zoals foto 1 laat zien.
Soms, bij een onverwachte windvlaag, ging het vliegtuig op zijn neus staan.
Op de foto staat het toestel voor de in 1930 gebouwde hangaar D.
Aan de rechterkant is het Clubgebouw van de Rotterdamsche Aero Club nét zichtbaar...
Toen Wereldoorlog 2 naderde, stond onze PH-AFI buiten gebruik op Schiphol en overleefde de Duitse luchtaanvallen niet.
Men gebruikte eerder de “Jumbo” ’s nachts voor het vrachtvervoer.
Op de dag werden dikwijls lesvluchten voor het personeel gemaakt.
In deel 16 van de geschiedenis over het Vliegveld Waalhaven, ontmoetten we de KLM-chauffeur Loe Bouter, toen hij juist een imposante MINERVA-auto van de KLM, met passagiers, zou besturen.
Loe Bouter woonde met zijn gezin in een simpel houten huis in de Noord-Oosthoek van ons vliegveld.
Het is altijd gemakkelijk wanneer er diverse auto’s van het vliegveld staan en er ook altijd een chauffeur beschikbaar is om daarmee te rijden.
Maar er gebeurde meer!
Tussen de gebouwen en de schutting om het vliegveld was een grote ruimte over, die niet gebruikt werd.
In de uiterste N.O-hoek stond een flinke schuur.
Bouter moet wel een vriend van dieren zijn geweest!
Carley werd nu geassisteerd door enige technici van de KLM.
Er werd gebouwd in de werkplaatsen van de N.V. Werkspoor in Zuilen.
Er was door de KLM gesteld dat het nieuwe toestel niet op een Fokkervliegtuig mocht gelijken.
Met behulp van een model van het verlangde toestel werden proeven genomen in de windtunnel van de Rijksstudiedienst voor de luchtvaart.
Zo kwam het vliegtuig tot stand met twee vleugels boven elkaar (een z.g. tweedekker).
Op deze manier zouden de vleugels korter kunnen worden, dan met één vleugel.
De bovenste vleugel kreeg een lengte (van tip naar tip) van 19 meter.
De onderste vleugel werd 17,30 meter lang.
Het gehele toestel werd in hout gebouwd.
Het vrachtruim kreeg een inhoud van 15 kubieke meter.
De KLM verlangde een luchtgekoelde, 9 cilinder “Jupiter” stermotor van de fabriek Gnóme et Rhóne met 320 PK vermogen.
In juli werd de “Jumbo”, zoals het toestel werd genoemd, in delen per schip naar Waalhaven gebracht.
Daar, in hangaar A, werd nu door KLM-monteurs het vliegtuig in elkaar gezet.
Op 5 augustus 1930 maakte Piloot Aler vanaf Waalhaven de eerste proefvlucht.
K.L.M.-directeur Plesman was echter niet tevreden!
In de eerste plaats had de bouw van het vliegtuig langer geduurd, dan werd verwacht.
Ook van dit toestel zijn meerdere foto’s gemaakt.
Daarbij valt het op dat de kap om de motor, telkens van andere openingen is voorzien!
De koeling van de motor (met zijn 9 cilinders) gaf namelijk grote problemen!
Men trachtte de luchtstroming door andere openingen een andere richting te geven.
Het toestel had (in ongeladen toestand) een merkwaardige eigenschap, zoals foto 1 laat zien.
Soms, bij een onverwachte windvlaag, ging het vliegtuig op zijn neus staan.
Op de foto staat het toestel voor de in 1930 gebouwde hangaar D.
Aan de rechterkant is het Clubgebouw van de Rotterdamsche Aero Club nét zichtbaar...
Toen Wereldoorlog 2 naderde, stond onze PH-AFI buiten gebruik op Schiphol en overleefde de Duitse luchtaanvallen niet.
Men gebruikte eerder de “Jumbo” ’s nachts voor het vrachtvervoer.
Op de dag werden dikwijls lesvluchten voor het personeel gemaakt.
In deel 16 van de geschiedenis over het Vliegveld Waalhaven, ontmoetten we de KLM-chauffeur Loe Bouter, toen hij juist een imposante MINERVA-auto van de KLM, met passagiers, zou besturen.
Loe Bouter woonde met zijn gezin in een simpel houten huis in de Noord-Oosthoek van ons vliegveld.
Het is altijd gemakkelijk wanneer er diverse auto’s van het vliegveld staan en er ook altijd een chauffeur beschikbaar is om daarmee te rijden.
Maar er gebeurde meer!
Tussen de gebouwen en de schutting om het vliegveld was een grote ruimte over, die niet gebruikt werd.
In de uiterste N.O-hoek stond een flinke schuur.
Bouter moet wel een vriend van dieren zijn geweest!
Foto 2: Loe Bouter Sr. voor zijn schuur.
Want in die schuur kregen (foto 2)meerdere trekdieren hun verblijf o.a. enkele pony’s en ook wat hitjes, zoals de lichte paardjes genoemd werden, een bok en zelfs een ezel.
Die werd in 1930 gekocht van toen rondtrekkende Spanjaarden, die aardewerk kwamen verkopen.
Zoals altijd waren KLM-fotografen bezig vast te leggen wat er op Waalhaven gebeurde.
Op foto 3, van vroeger, zien we Loe Bouter (JUNIOR!) bezig met de rondritten, waarmee veel kinderen, voor enkele centen, dichtbij de vliegtuigen konden komen.
Het paste geheel in de sfeer van het recreatiegebied dat in die jaren een vliegveld was.
Die werd in 1930 gekocht van toen rondtrekkende Spanjaarden, die aardewerk kwamen verkopen.
Zoals altijd waren KLM-fotografen bezig vast te leggen wat er op Waalhaven gebeurde.
Op foto 3, van vroeger, zien we Loe Bouter (JUNIOR!) bezig met de rondritten, waarmee veel kinderen, voor enkele centen, dichtbij de vliegtuigen konden komen.
Het paste geheel in de sfeer van het recreatiegebied dat in die jaren een vliegveld was.
Foto 3: Loe Bouter Jr. bezig aan een rondrit met de ezelwagen