De Snip, het laatste technische hoogstandje
van de KLM technische dienst op Waalhaven.
In de proefstand.
Helemaal links draait een stermotor.
Vanuit de controlecabine in het midden kan men de gastoevoer regelen en de instrumenten aflezen.
Het geluidsscherm zien we op de achtergrond
Recht zien we monteurs een rempropellor aanbrengen.
v.l.n.r. werkmeester Hiemstra, en de heren v.d. Akker,
van Wingerden en Gijzemijter.
De Technische dienst van de KLM op Waalhaven had de Uiver weer up-to-date gemaakt, voor de kerstvlucht, die haar noodlottig zou worden.
Het laatste hoogstandje, dat de TD op Waalhaven uitvoerde, was de voorbereiding van de Snip voor de eerste Trans-Atlantische vlucht over 3 continenten.
Het laatste hoogstandje, dat de TD op Waalhaven uitvoerde, was de voorbereiding van de Snip voor de eerste Trans-Atlantische vlucht over 3 continenten.
De proefdraaistand voor vliegtuigmotoren.
We zien duidelijk het schuine scherm, dat ervoor moet zorgen dat bij het proefdraaien het oorverdovend geluid omhoog geleid wordt.
De Snip was een Fokker F-VIII met de registratie PH-AIS. Deze moest worden aangepast. In de kajuit werden bijna alle stoelen verwijderd en de ramen werden vervangen door linnen. Dit was nodig om het gewicht gunstig te beïnvloeden en om ruimte te maken voor de brandstoftanks. Daarvoor in de plaats kwamen 8 extra benzinetanks; die zorgden ervoor dat men 3500 liter extra brandstof kon meenemen. De gezamenlijke inhoud van alle brandstoftanks bedroeg 5058 liter, goed voor zo'n 21 uur nonstop vliegen. Nieuwe WASP motoren van 525 PK elk zorgden voor een kruissnelheid van 230 kilometer per uur. Door de extra brandstof kwam de actieradius op 4600 kilometer. Men bouwde ook een speciaal radio zend- en ontvangapparaat in. De kajuit werd ook voorzien van luikjes, waardoor de navigator bij gunstig weer met zijn sextant de positie kon bepalen via de zon en de sterren.
Voor de vlucht had men zich 3 doelen gesteld:
Het idee, een lijnennet in West-Indië op te bouwen, bestond al langer: Plesman, destijds administrateur, was al in de twintiger jaren bezig met die plannen maken.
Toen al bleek dat de afstand Suriname - Curaçao van + 1650 km te lang was om rendabel te worden.
Via de ABC eilanden (Aruba, Bonaire en Curaçao kon men wel met de buurlanden zoals Venezuela, Colombia, Cuba en ook Florida een rendabel luchtverkeersnet opbouwen.
In 1933 haalde Plesman de heer Bouman, die toen stationschef was van Waalhaven naar het hoofdkantoor in Den Haag.
Hij gaf hem de opdracht te beginnen aan een eigen KLM-Lijnbedrijf in West-Indië, die als basis Willemstad op Curaçao had.
Voor deze speciale vlucht werden 4 bemanningsleden geselecteerd: gezagvoerder J.J. Hondong, navigator en tweede bestuurder J. van Balkom, radiotelegrafist S.J. van de Molen en boordwerktuigkundige L.D. Stolk.
Het radiocontact tijdens de grote oversteek van de Zuidelijke Oceaan zou via de onderzeeër K-18 van het Departement van Defensie gaan.
De schepen 'Stuyvesant' en 'Van Renselaer' van de K.N.S.M. (Koninklijke Nederlandse Stoomvaart Maatschappij) bevonden zich tijdens de vlucht van de 'Snip' in de vliegroute, zodat zij bij een eventuele noodlanding op zee snel hulp zouden kunnen verlenen.
Immers het grote probleem op deze reis vormde de oversteek over de Atlantische Oceaan rechtstreeks naar Paramaribo.
Niemand had dit traject eerder afgelegd en er waren weinig gegevens bekend voor de navigator.
De KLM had veel publiciteit gegeven aan deze bijzondere mogelijkheid om kerstpost mee te geven voor Suriname, Venezuela en Curaçao. De respons was daarom overweldigend.
In de nacht van 14 op 15 december 1934, om tien over 12 , vertrok het vliegtuig van Schiphol, ondanks dat de weersvoorspellingen slecht waren en vloog het door storm, regen en sneeuw.
Na een korte tussenlanding in Marseille bereikte men Alicante in Zuid-Spanje.
De volgende morgen werd doorgevlogen naar Casa Blanca, waarna men diezelfde avond doorvloog naar Porto Praia op de Kaapverdische Eilanden.
Hier bereidde de bemanning zich voor op de lange oversteek naar Suriname en controleerde men de motoren en apparatuur nog eens intensief. Op 20 december om 18:45 uur zette Hondong met volle tanks koers richting Brazilië.
Hoewel het radiocontact vol storingen was, bereikte men na ruim 15 uur vliegen de Braziliaanse kust op maar vier kilometer naast de vooraf berekende plek!
Na nog eens zo'n 4 uur vliegen, bereikte men Suriname, waar men enthousiast door de bevolking ontvangen.
Twee dagen later vloog de 'Snip' verder naar Curaçao, dat na een tussenlanding in Venezuela, na ruim 9 vlieguren bereikt werd. Curaçao ontving de 'Snip' en haar bemanning op vliegveld Hato, waar duizenden stonden te wachten.
De Gouverneur benoemde de bemanning direct, uit naam van Koningin Wilhelmina, tot Officieren in de Orde van Oranje Nassau.
De volgende dag werd er een vlucht gemaakt naar Aruba om daar de laatste kerstpost af te leveren.
De post had op deze vlucht ƒ. 27.398,00 opgebracht, terwijl de uiteindelijke kosten ƒ. 32.342,87 bedroegen.
In totaal duurde de reis duurde 7 dagen, 19 uur en 20 minuten. In de totale vliegtijd was 54 uur en 27 minuten werd een afstand van 10.488 km afgelegd.
De Snip bleef in de West en werd het eerste vliegtuig van het toen net opgerichte West-Indisch Bedrijf (WIB) van de KLM.
Daarvoor moest het toestel weer omgebouwd worden.
Er was een lijndienst tussen Curacao en Aruba en er werden rondvluchten georganiseerd.
In 1935 kwam er een tweede vliegtuig naar de Antillen: ook een Fokker-XVIII met als registratie PJ-AIO en als naam de 'Oehoe'.
Omdat de Antillianen een uil als ongeluksvogel beschouwen, werd hij later omgedoopt tot 'Oriol' .
Deze Fokker VIII kwam per schip.
Ook werd er een hangaar gebouwd op Hato en kwam er een echte landingsbaan.
Met deze vlucht werd de basis gelegd voor de naoorlogse KLM-diensten op West-Indië en Zuid-Amerika die in februari 1946 een aanvang namen.
Deze mijlpaal in de geschiedenis van de KLM werd bereikt in een goed samenwerkingsverband van de Motorenafdeling en de Centrale Werkplaats op Waalhaven en de Vliegtechnische Dienst op Schiphol.
De gehele Technische Dienst van de KLM werd begin 1935 naar Schiphol overgeplaatst en alleen de Lijndienst bleef op Waalhaven voor de technische verzorging van de gelande verkeersvliegtuigen.
- Het verkennen van de luchtweg naar Suriname en de Antillen, die toen onder één noemer aangeduid werden met 'West-Indië'.
- De KLM wilde in die contreien een eigen lijnennet opbouwen, waarbij Curaçao als basis zou dienen. De Snip zou dan als eerste eenheid moeten dienen van het vliegend materieel.
- In 1934 was het driehonderd jaar geleden dat Curaçao onder het Nederlandse gezag kwam, zodat men een prachtige reden had om een bijzondere vlucht naar dat gebied te maken.
Het idee, een lijnennet in West-Indië op te bouwen, bestond al langer: Plesman, destijds administrateur, was al in de twintiger jaren bezig met die plannen maken.
Toen al bleek dat de afstand Suriname - Curaçao van + 1650 km te lang was om rendabel te worden.
Via de ABC eilanden (Aruba, Bonaire en Curaçao kon men wel met de buurlanden zoals Venezuela, Colombia, Cuba en ook Florida een rendabel luchtverkeersnet opbouwen.
In 1933 haalde Plesman de heer Bouman, die toen stationschef was van Waalhaven naar het hoofdkantoor in Den Haag.
Hij gaf hem de opdracht te beginnen aan een eigen KLM-Lijnbedrijf in West-Indië, die als basis Willemstad op Curaçao had.
Voor deze speciale vlucht werden 4 bemanningsleden geselecteerd: gezagvoerder J.J. Hondong, navigator en tweede bestuurder J. van Balkom, radiotelegrafist S.J. van de Molen en boordwerktuigkundige L.D. Stolk.
Het radiocontact tijdens de grote oversteek van de Zuidelijke Oceaan zou via de onderzeeër K-18 van het Departement van Defensie gaan.
De schepen 'Stuyvesant' en 'Van Renselaer' van de K.N.S.M. (Koninklijke Nederlandse Stoomvaart Maatschappij) bevonden zich tijdens de vlucht van de 'Snip' in de vliegroute, zodat zij bij een eventuele noodlanding op zee snel hulp zouden kunnen verlenen.
Immers het grote probleem op deze reis vormde de oversteek over de Atlantische Oceaan rechtstreeks naar Paramaribo.
Niemand had dit traject eerder afgelegd en er waren weinig gegevens bekend voor de navigator.
De KLM had veel publiciteit gegeven aan deze bijzondere mogelijkheid om kerstpost mee te geven voor Suriname, Venezuela en Curaçao. De respons was daarom overweldigend.
In de nacht van 14 op 15 december 1934, om tien over 12 , vertrok het vliegtuig van Schiphol, ondanks dat de weersvoorspellingen slecht waren en vloog het door storm, regen en sneeuw.
Na een korte tussenlanding in Marseille bereikte men Alicante in Zuid-Spanje.
De volgende morgen werd doorgevlogen naar Casa Blanca, waarna men diezelfde avond doorvloog naar Porto Praia op de Kaapverdische Eilanden.
Hier bereidde de bemanning zich voor op de lange oversteek naar Suriname en controleerde men de motoren en apparatuur nog eens intensief. Op 20 december om 18:45 uur zette Hondong met volle tanks koers richting Brazilië.
Hoewel het radiocontact vol storingen was, bereikte men na ruim 15 uur vliegen de Braziliaanse kust op maar vier kilometer naast de vooraf berekende plek!
Na nog eens zo'n 4 uur vliegen, bereikte men Suriname, waar men enthousiast door de bevolking ontvangen.
Twee dagen later vloog de 'Snip' verder naar Curaçao, dat na een tussenlanding in Venezuela, na ruim 9 vlieguren bereikt werd. Curaçao ontving de 'Snip' en haar bemanning op vliegveld Hato, waar duizenden stonden te wachten.
De Gouverneur benoemde de bemanning direct, uit naam van Koningin Wilhelmina, tot Officieren in de Orde van Oranje Nassau.
De volgende dag werd er een vlucht gemaakt naar Aruba om daar de laatste kerstpost af te leveren.
De post had op deze vlucht ƒ. 27.398,00 opgebracht, terwijl de uiteindelijke kosten ƒ. 32.342,87 bedroegen.
In totaal duurde de reis duurde 7 dagen, 19 uur en 20 minuten. In de totale vliegtijd was 54 uur en 27 minuten werd een afstand van 10.488 km afgelegd.
De Snip bleef in de West en werd het eerste vliegtuig van het toen net opgerichte West-Indisch Bedrijf (WIB) van de KLM.
Daarvoor moest het toestel weer omgebouwd worden.
Er was een lijndienst tussen Curacao en Aruba en er werden rondvluchten georganiseerd.
In 1935 kwam er een tweede vliegtuig naar de Antillen: ook een Fokker-XVIII met als registratie PJ-AIO en als naam de 'Oehoe'.
Omdat de Antillianen een uil als ongeluksvogel beschouwen, werd hij later omgedoopt tot 'Oriol' .
Deze Fokker VIII kwam per schip.
Ook werd er een hangaar gebouwd op Hato en kwam er een echte landingsbaan.
Met deze vlucht werd de basis gelegd voor de naoorlogse KLM-diensten op West-Indië en Zuid-Amerika die in februari 1946 een aanvang namen.
Deze mijlpaal in de geschiedenis van de KLM werd bereikt in een goed samenwerkingsverband van de Motorenafdeling en de Centrale Werkplaats op Waalhaven en de Vliegtechnische Dienst op Schiphol.
De gehele Technische Dienst van de KLM werd begin 1935 naar Schiphol overgeplaatst en alleen de Lijndienst bleef op Waalhaven voor de technische verzorging van de gelande verkeersvliegtuigen.
Bij het vliegveld van Hato staat nog een herdenkingsmonument dat aan de kerstvlucht van 1934 herinnerd.