Toosje en Jan
In 1926 werd de Rotterdamse Aero Club opgericht.
Naast de kleine hangaar C werd een clubgebouw getimmerd.
Het clubgebouw van de RAC was de verzamelplek voor een hapje en een snapje voor de sport~ en militaire vliegers en hun dames .
Het clubgebouw werd beheerd door Koosje Stadhouders.
Rond 1932/1933 werd Toosje Ras haar assistente.
Naast de kleine hangaar C werd een clubgebouw getimmerd.
Het clubgebouw van de RAC was de verzamelplek voor een hapje en een snapje voor de sport~ en militaire vliegers en hun dames .
Het clubgebouw werd beheerd door Koosje Stadhouders.
Rond 1932/1933 werd Toosje Ras haar assistente.
Koosje Stadhouders Links
en
Toosje Ras rechts
In juli 1936 werd de RAC samen met de Nationale Luchtvaart School verplaatst naar Ypenburg en met haar verhuisde Koosje mee.
Het ministerie van Oorlog had haar oog op Waalhaven laten vallen en vroeg aan de gemeente Rotterdam het vliegveld over te doen aan de militairen.
Dit zou pas in maart 1938 gebeuren.
(Het zou tijdelijk én burger~ én militaire vliegveld zijn totdat in de polder Schieveen een nieuw burgervliegveld zou zijn.
Door de oorlog, die in 1939 uitbrak, werd Waalhaven al eerder, tijdens de mobilisatie, voor de burgerluchtvaart gesloten)
Echter de RAC en de NLS wachtten dit niet af en verkasten spoedig na het verzoek van defensie.
Toosje bleef op Waalhaven.
Haar functie veranderde eigenlijk niet: Het voormalig clubgebouw werd de ontvangstruimte van de staf van de NV Koolhoven vliegtuigen.
In de wandeling bleef men de naam "clubgebouw" of "club" houden en ook het sociale leven in de "club" bleef.
De verzorging van het gebouw bleef dus in de vertrouwde handen van Toosje.
Haar verloofde, Jan Broekhuizen, kwam ook regelmatig in het clubgebouw.
Hij praatte er met alle aanwezigen, wie er ook was.
Jan was bepaalde niet op zijn mondje gevallen.
Toen Jan weer eens, het was in 1935, op het vliegveld kwam kijken, viel hij op bij Frits Koolhoven.
Deze vroeg: "Wie is toch die man in dat manchester pak, die daar staat te kijken?"
Toosje antwoordde: "Dat is mijn verloofde."
Spoedig daarna nam Koolhoven Jan aan, omdat er nog een "nette, sterke kerel" nodig was.
Het ministerie van Oorlog had haar oog op Waalhaven laten vallen en vroeg aan de gemeente Rotterdam het vliegveld over te doen aan de militairen.
Dit zou pas in maart 1938 gebeuren.
(Het zou tijdelijk én burger~ én militaire vliegveld zijn totdat in de polder Schieveen een nieuw burgervliegveld zou zijn.
Door de oorlog, die in 1939 uitbrak, werd Waalhaven al eerder, tijdens de mobilisatie, voor de burgerluchtvaart gesloten)
Echter de RAC en de NLS wachtten dit niet af en verkasten spoedig na het verzoek van defensie.
Toosje bleef op Waalhaven.
Haar functie veranderde eigenlijk niet: Het voormalig clubgebouw werd de ontvangstruimte van de staf van de NV Koolhoven vliegtuigen.
In de wandeling bleef men de naam "clubgebouw" of "club" houden en ook het sociale leven in de "club" bleef.
De verzorging van het gebouw bleef dus in de vertrouwde handen van Toosje.
Haar verloofde, Jan Broekhuizen, kwam ook regelmatig in het clubgebouw.
Hij praatte er met alle aanwezigen, wie er ook was.
Jan was bepaalde niet op zijn mondje gevallen.
Toen Jan weer eens, het was in 1935, op het vliegveld kwam kijken, viel hij op bij Frits Koolhoven.
Deze vroeg: "Wie is toch die man in dat manchester pak, die daar staat te kijken?"
Toosje antwoordde: "Dat is mijn verloofde."
Spoedig daarna nam Koolhoven Jan aan, omdat er nog een "nette, sterke kerel" nodig was.
..
Toosje (met wit schort) en Jan links.
De Haagsche Motorclub gaat weer huiswaarts.
Toosje en Jan zwaaien ze uit.
Tussen de 2 vlaggen de banner voor de permanente tentoonstelling.
Toosje (met wit schort) en Jan links.
De Haagsche Motorclub gaat weer huiswaarts.
Toosje en Jan zwaaien ze uit.
Tussen de 2 vlaggen de banner voor de permanente tentoonstelling.
Jan hielp daar waar zijn hulp nodig was en zorgde dat de werkvloer van vuil werd ontdaan.
Hij vatte o.a. post bij de brandblussers bij proefvluchten.
Hij was ook degene die in januari 1940 de dode invlieger Coppers in zijn parachute rolde om hem te laten vervoeren naar het vliegveld. Jan klom zo van klusjesman op tot chef buitendienst.
Hij vatte o.a. post bij de brandblussers bij proefvluchten.
Hij was ook degene die in januari 1940 de dode invlieger Coppers in zijn parachute rolde om hem te laten vervoeren naar het vliegveld. Jan klom zo van klusjesman op tot chef buitendienst.
Uiterst rechts: Toosje en Jan
3e van Links Coppers, die in 1940 dodelijk zou verongelukken tijdens een testvlucht.
Tijdens de mobilisatietijd had hij een speciale pas om buiten werktijd ook op het afgezette terrein van het inmiddels militaire vliegveld te mogen zijn.
De speciale pas
Toosje en Koosje maakten de directiekamer van Koolhoven, de voormalige club, voor het laatst schoon in de late avond van 9 mei 1940.. Een paar uur later zou het afgelopen zijn.