Nachtlicht
In 1924 was er nog steeds "groei" in de burgerluchtvaart. Niet alleen door verbeterde vliegtuigen, maar ook door doelmatiger installaties op de grond!
Na de winter 1921/22 werd er geen winterstop meer gehouden op de luchtlijnen. Het was nog het nachtelijk donker dat moeilijkheden opleverden bij het opstijgen en landen.
Tijdens enkele jaren werden door het Departement van Waterstaat, samen met Philips, proeven genomen om een vliegveld te verlichten in de nacht.
Toen men zover was gekomen om een blijvende verlichting te plaatsen, keek men daartoe naar Schiphol.
Echter dat vliegveld stond onder leiding van het Departement van Oorlog.
Wanneer er voor de burgerluchtvaart veranderingen nodig waren, werkte dat Departement niet mee!!
Omdat men bij Waterstaat had ondervonden dat er voorlopig geen oplossing bereikt zou kunnen worden over de kwestie Schiphol, was men besloten het nieuwe systeem van nachtlandingsverlichting op Waalhaven te plaatsen.
Op de foto zien we dhr. Plesman, (helemaal rechts, als directeur van de KLM) met een delegatie van het Departement van Waterstaat bij een van de acht grote lampen, naast de vliegveldschutting.
Na de winter 1921/22 werd er geen winterstop meer gehouden op de luchtlijnen. Het was nog het nachtelijk donker dat moeilijkheden opleverden bij het opstijgen en landen.
Tijdens enkele jaren werden door het Departement van Waterstaat, samen met Philips, proeven genomen om een vliegveld te verlichten in de nacht.
Toen men zover was gekomen om een blijvende verlichting te plaatsen, keek men daartoe naar Schiphol.
Echter dat vliegveld stond onder leiding van het Departement van Oorlog.
Wanneer er voor de burgerluchtvaart veranderingen nodig waren, werkte dat Departement niet mee!!
Omdat men bij Waterstaat had ondervonden dat er voorlopig geen oplossing bereikt zou kunnen worden over de kwestie Schiphol, was men besloten het nieuwe systeem van nachtlandingsverlichting op Waalhaven te plaatsen.
Op de foto zien we dhr. Plesman, (helemaal rechts, als directeur van de KLM) met een delegatie van het Departement van Waterstaat bij een van de acht grote lampen, naast de vliegveldschutting.
1924 een delegatie van het ministerie Verkeer en Waterstaat bij één van de nachts- verlichtingslampen. Helemaal rechts de heer Plesman, directeur van de KLM.
De nachtverlichting was duidelijk rood-wit geverfd. Vliegtuigen konden nog maar een beperkt aantal personen vervoeren.
Zo nodig bracht de KLM passagiers met grote personenauto's van het bedrijf, naar het centrum van de stad of andersom van het centrum naar het vliegveld.
Het is tien-over-vier op de klok tegen de zijmuur van hangaar A op Waalhaven.
Voor het terras van het restaurant is een van de statige Minerva-auto's van de KLM.
Op het bord boven de chauffeur lezen we "LuchtExpres KLM".
Passagiers, sommige met beplakte reiskoffers, stappen in.
Een kelner draagt de koffer van de vrouwelijke passagiere.
Aan het stuur in de halfopen chauffeur-cabine zit KLM- chauffeur Loe Bouter.
Als toeter staat hem een luchthoorn ter beschikking.
Hij zal dan in de rubber bal moeten knijpen. De carbidlantaarns aan de zijkant van de auto, herinneren duidelijk aan afkomst van de autocarrosserie, namelijk de koets!
Zo nodig bracht de KLM passagiers met grote personenauto's van het bedrijf, naar het centrum van de stad of andersom van het centrum naar het vliegveld.
Het is tien-over-vier op de klok tegen de zijmuur van hangaar A op Waalhaven.
Voor het terras van het restaurant is een van de statige Minerva-auto's van de KLM.
Op het bord boven de chauffeur lezen we "LuchtExpres KLM".
Passagiers, sommige met beplakte reiskoffers, stappen in.
Een kelner draagt de koffer van de vrouwelijke passagiere.
Aan het stuur in de halfopen chauffeur-cabine zit KLM- chauffeur Loe Bouter.
Als toeter staat hem een luchthoorn ter beschikking.
Hij zal dan in de rubber bal moeten knijpen. De carbidlantaarns aan de zijkant van de auto, herinneren duidelijk aan afkomst van de autocarrosserie, namelijk de koets!
1924 KLM chauffeur Loe Bouter in de
Minerva KLM auto.
Voor de Gemeente Rotterdam, het vliegveld Waalhaven ging aanleggen, was men in de omringende landen gaan kijken.
De Rotterdammers kregen toen een goede indruk van wat er allemaal nodig zou zijn, maar nergens waren die dingen overal tegelijk aanwezig!
Eén van de belangrijkste installaties op een vliegveld waren een radiozendstation en -ontvangstinrichting!
Op Waalhaven betekende het dat onder andere twee stalen masten antenne draden droegen boven de gebouwen van het vliegveld.
Terwijl in een van die gebouwen de verdere benodigdheden, om de radio te bedienen, aanwezig waren.
Als nu ook de vliegtuigen met radio-ontvanger en -zender waren voorzien, dan kon een piloot (vliegend in de mist) zijn positie vragen aan Waalhaven.
Beter ging dit nog in samenwerking met twee of drie vliegvelden.
Op elk van die stations zette men op een kaart een lijn in de richting waarvandaan het radio- geluid vernomen werd. Op het kruispunt van deze drie lijnen bevond zich het vliegtuig.
Met dat gegeven behoefde geen vliegtuig te verdwalen.
Ondanks deze loffelijke mogelijkheden raakte op 24 april 1924 KLM-piloot Adriaan Pijl met een Fokker F.3 de H-NABS met twee passagiers, volkomen zoek!
Men vloog van Engeland naar ons land.
Nooit zou er iets van hen gevonden worden.
Bij het 10e artikel was een foto van piloot Pijl.
Dit was wel het meest ernstige ongeluk dat de KLM in die jaren van het bestaan was overkomen. Natuurlijk kende een luchtvaartbedrijf meerdere risico's. Men wist bijvoorbeeld dat de vliegtuigmotoren niet bijzonder betrouwbaar waren. De KLM-technische dienst reviseerde de motoren in een bijgebouwtje van hangaar A op Waalhaven. Meer vluchten op langere afstand maken, betekende ook méér en vaker motoren onderhouden.
Achter hangaar A bouwde men daarom een nieuwe en ruimere motorenwerkplaats.
Er kwam ook een passagegebouw voor de KLM op de hoek van de Coolsingel en de Van Oldebarneveltstraat. Zo kwam de KLM in het gezichtsveld van de man "in de straat".
Daar verschenen in de komende jaren dan de auto's van de KLM om de passagiers naar het vliegveld te brengen.
De Rotterdammers kregen toen een goede indruk van wat er allemaal nodig zou zijn, maar nergens waren die dingen overal tegelijk aanwezig!
Eén van de belangrijkste installaties op een vliegveld waren een radiozendstation en -ontvangstinrichting!
Op Waalhaven betekende het dat onder andere twee stalen masten antenne draden droegen boven de gebouwen van het vliegveld.
Terwijl in een van die gebouwen de verdere benodigdheden, om de radio te bedienen, aanwezig waren.
Als nu ook de vliegtuigen met radio-ontvanger en -zender waren voorzien, dan kon een piloot (vliegend in de mist) zijn positie vragen aan Waalhaven.
Beter ging dit nog in samenwerking met twee of drie vliegvelden.
Op elk van die stations zette men op een kaart een lijn in de richting waarvandaan het radio- geluid vernomen werd. Op het kruispunt van deze drie lijnen bevond zich het vliegtuig.
Met dat gegeven behoefde geen vliegtuig te verdwalen.
Ondanks deze loffelijke mogelijkheden raakte op 24 april 1924 KLM-piloot Adriaan Pijl met een Fokker F.3 de H-NABS met twee passagiers, volkomen zoek!
Men vloog van Engeland naar ons land.
Nooit zou er iets van hen gevonden worden.
Bij het 10e artikel was een foto van piloot Pijl.
Dit was wel het meest ernstige ongeluk dat de KLM in die jaren van het bestaan was overkomen. Natuurlijk kende een luchtvaartbedrijf meerdere risico's. Men wist bijvoorbeeld dat de vliegtuigmotoren niet bijzonder betrouwbaar waren. De KLM-technische dienst reviseerde de motoren in een bijgebouwtje van hangaar A op Waalhaven. Meer vluchten op langere afstand maken, betekende ook méér en vaker motoren onderhouden.
Achter hangaar A bouwde men daarom een nieuwe en ruimere motorenwerkplaats.
Er kwam ook een passagegebouw voor de KLM op de hoek van de Coolsingel en de Van Oldebarneveltstraat. Zo kwam de KLM in het gezichtsveld van de man "in de straat".
Daar verschenen in de komende jaren dan de auto's van de KLM om de passagiers naar het vliegveld te brengen.